Terug

Eigenrisicodrager WW en RVU-uitkering: eenmalig of periodiek?

Werkgevers in de sector Overheid en Onderwijs zijn verplicht eigenrisicodrager voor de Werkloosheidswet (WW). Als eigenrisicodrager voor de WW betaalt de werkgever de kosten van de WW-uitkering, als werknemers werkloos worden. Het UWV betaalt de WW-uitkering aan de werknemer en brengt de kosten in rekening bij de werkgever. Als eigenrisicodrager voor de WW is het interessant om stil te staan bij de volgende keuze: betaal ik een RVU-uitkering eenmalig of periodiek aan de ex-medewerker? Deze keuze heeft invloed op de kosten van de werkgever en de netto uitkering van de ex-medewerker.

Werknemers die een (deels) vrijgestelde RVU-uitkering ontvangen én uit dienst treden, komen mogelijk in de WW. Dit is het geval wanneer het initiatief tot ontslag bij de werkgever ligt. De ex-werknemers zijn niet verwijtbaar werkloos en zijn beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Periodieke RVU-uitkeringen worden gekort op de WW-uitkering. Dit is geregeld is artikel 3:5 van het Algemeen inkomensbesluit sociale zekerheidswetten. De periodiek uitkering verlaagt dan ook de kosten die het UWV in rekening brengt bij de werkgever. Voor een eenmalige RVU-uitkering ligt dit anders. Een eenmalige RVU-uitkering kan niet worden gekort op de WW- uitkering, omdat daarvoor een juridische grondslag ontbreekt. De werkgever betaalt daardoor een volledige WW-uitkering. 
Het periodiek uitbetalen van een RVU-uitkering is daarnaast ook als subsidievoorwaarde opgenomen in de MDIEU, de subsidieregeling Maatwerk duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden. Om hiervoor in aanmerking te komen dient het initiatief tot ontslag echter wél bij de werknemer te liggen.

Invloed voor de werknemer

Bovenstaande geeft aan dat een eenmalige RVU-uitkering niet wordt gekort op de WW-uitkering. Daarmee lijkt het eenmalig uitbetalen juist gunstiger voor de medewerker. Dit hoeft echter niet zo te zijn. De RVU uitkering is inkomen waarover inkomstenbelasting is verschuldigd. Het eenmalig uitbetalen kán fiscaal ongunstiger zijn. Door de algemene heffingskorting leidt uitbetaling in één keer meestal tot een hogere belastingdruk en een lager netto-inkomen. Ook heeft een uitbetaling ineens een groter effect op de inkomensafhankelijke regelingen, zoals toeslagen. Als laatste vraagt uitbetaling in één keer om een verdeling over de jaren heen (tot de AOW-leeftijd). Niet iedere ex-werknemer kan hier mee omgaan.

Ander verschil tussen eenmalig en periodiek

Een ander verschil tussen eenmalige en periodieke uitbetaling voor de werknemer is de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. De RVU-uitkering wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking (groene tabel). Daardoor is er sprake van een bijdrage ZVW (5,75% in 2021). Deze wordt ingehouden op de uitkering. De heffing vindt plaats met toepassing van de loontijdvakkensystematiek uit de Wet op de Loonbelasting (Wet LB). Alleen als een werknemer tijdvakloon (loon met een repeterend karakter) geniet wordt daaraan een loontijdvak gekoppeld. Hiervan is sprake bij een periodieke RVU-uitkering.

Er is geen sprake van een loontijdvak als de werknemer uitsluitend bijzonder loon geniet waarop de tabel bijzondere beloningen moet worden toegepast. Dit is het geval bij een eenmalige RVU-uitkering. Door het ontbreken van een loontijdvak is er géén sprake van een heffing. Een eenmalige uitbetaling is op dit punt dan weer gunstiger voor de werknemer.

Periodieke uitbetaling zónder uitdiensttreding

Hierboven is het verschil tussen eenmalige en periodieke uitbetaling bij uitdiensttreding beschreven. Er kan ook gekozen worden om de medewerker in dienst te houden. Een RVU uitkering wordt dan aangeboden als non-activiteitsregeling en wordt periodiek uitbetaald. In dit geval wordt de RVU-uitkering de eerste 104 weken aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Er is sprake van de witte tabel en de werkgeversheffing ZVW (7% 2021). Na 104 weken wordt de RVU uitkering aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. Er is dan sprake van de groene tabel en bijdrage ZVW (5,75% 2021). Omdat de dienstbetrekking intact blijft, loopt de opbouw van het ABP pensioen (en dus de daarmee samenhangende kosten) door.

Uit bovenstaande blijkt dat de keuze tot eenmalige of periodieke uitbetaling van een RVU-uitkering een andere resultaat geeft voor zowel werkgever als werknemer. De werkgever kan, eventueel in overleg met de werknemer, bepalen welke keuze per situatie wenselijk is.