Regelgeving voorziening groot onderhoud
De regelgeving voor de verwerking groot onderhoud in de jaarrekening is in 2023 gewijzigd en opnieuw vastgesteld. Afhankelijk van de eigendomsrechten van de gebouwen (wie heeft het economisch claimrecht of wie heeft de stichtingskosten van de gebouwen op de balans staan) is er de mogelijkheid om de onderhoudsuitgaven te activeren dan wel een voorziening onderhoud te vormen. De keuze is ingrijpend en wordt voor een aantal jaar gemaakt. De keuze van de verwerkingswijze is van grote invloed op de presentatie van de vermogenspositie en/of het financieel beleid. Vanaf boekjaar 2024 zijn de gewijzigde voorschriften verplicht. De voorbereiding kan tijdrovend zijn. Ons advies is om hiermee tijdig te starten.
Als gevolg van wijzigingen in de richtlijnen jaarverslaggeving zullen onderwijsinstellingen moeten bekijken in hoeverre er in de verwerking van kosten van onderhoud in de begroting en jaarrekening aanpassing nodig zijn om aan de richtlijnen te voldoen. Over aanpassing van de richtlijnen is jarenlang gediscussieerd en de invoering hiervan is diverse keren uitgesteld. Aanleiding daarvan is de bijzondere positie die veel onderwijsinstellingen hebben ten aanzien van het vastgoed.
Onderwijsinstellingen zijn veelal juridisch eigenaar van gebouwen en gebruiker, maar geen economisch eigenaar. Het economisch eigendom ligt meestal bij gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de onderwijshuisvesting. Zuivere toepassing van de richtlijnen voor de jaarverslaggeving geeft complicaties, waardoor is onderzocht of en welke uitzonderingspositie er voor onderwijsinstellingen gemaakt moet worden.
De gewijzigde richtlijnen zijn van toepassing vanaf boekjaar 2024, dat betekent dat idealiter in de begroting 2024 en de meerjarenbegroting 2025-2028 al rekening wordt gehouden met deze wijziging. Er zullen consequenties zijn voor de jaarlijkse lasten en er zullen consequenties zijn voor het vermogen en de ontwikkeling van het vermogen en de omvang van de voorziening onderhoud. Deze kunnen omvangrijk zijn. De consequenties zijn boekhoudkundig, maar kunnen door de gewijzigde verantwoording aanleiding zijn tot beleidsaanpassingen. De vermogenspositie kan namelijk, afhankelijk van de keuze van verwerking, veel hoger of lager worden. Gevolg daarvan is dat financiële kengetallen die bij de toetsing van de vermogenspositie door toezichthouders worden gebruikt heel anders worden en de normen kunnen overschrijden (of binnen normen kunnen gaan vallen).
Er zal een keuze moeten worden gemaakt voor het te hanteren stelsel in de begroting en jaarrekening. De financiële effecten en de eventuele gevolgen voor het te voeren beleid zijn daarbij belangrijke aspecten. De (meerjaren)onderhoudsbegroting zal beleidsrijk moeten worden opgesteld. Inzicht zal onder andere moeten worden verkregen in de te verwachten onderhoudswerkzaamheden, verbeter- en uitbreidingswerkzaamheden, planning en kosten, maar ook in de restant levensduur van het gebouw. Ons advies is om de onderhoudsbegroting zodanig in te richten dat de informatie steeds makkelijk verkregen wordt. Tot slot zal besluitvorming door bestuur en toezichthouders moeten plaatsvinden.
Hulp nodig?
Heb je advies nodig rondom de regelgeving voorziening groot onderhoud? Neem dan gerust contact op met onze financiële experts via het klantportaal of via info@ijk.nl.